Disclosure: als een kind zélf vertelt over mishandeling

Als het over kindermishandeling en seksueel misbruik gaat, gaat het al snel over het signaleren ervan. Maar kinderen kunnen ook zelf vertellen over wat er thuis gebeurt. Dat heet in de vakliteratuur “disclosure”. Welk proces doorlopen kinderen voor ze gaan praten? En wat kan hen helpen om tot disclosure te komen?

In Nederland krijgen jaarlijks meer dan honderdduizend kinderen te maken met kindermishandeling. Slechts een enkele duizenden kinderen melden dit zelf bij bijvoorbeeld de kindertelefoon en Veilig Thuis. Uit scholierenonderzoek blijkt dat van de kinderen die te maken hebben gehad met mishandeling, veertig procent zelf hulp heeft gevraagd. Ongeveer de helft van hen zocht hulp bij vrienden, familie of bekenden. Op de tweede plaatst komen volwassenen op school en pas op de derde plaats professionals.

Proces

‘We weten dat het schadelijk(er) is als geweld en misbruik langer aanhouden. Dus wil je dat kinderen er makkelijker en eerder over beginnen. Maar ze hebben ook hun tijd en timing nodig. Hen onder druk zetten om het eerder te vertellen, is sowieso niet goed’, vertelt Mariëlle Dekker, directeur bij Augeo Foundation, een stichting die zich inzet voor de aanpak van kindermishandeling. ‘Het is belangrijk om je te beseffen dat disclosure een proces is. Veel slachtoffers vertellen dat het niet een moment was, maar dat ze lange tijd balanceerden tussen wel en niet vertellen, signalen afgeven, toch weer zwijgen, dan weer iemand in vertrouwen nemen. Het is een reis.’

Hoge nood

Een disclosure-moment komt vaak als hen het water aan de lippen staat, vertelt Dekker. ‘Als de situatie niet meer houdbaar is, ze de pijn niet meer kunnen dragen of verbergen, of als ze bang zijn dat hun broertje of zusje hetzelfde zal gebeuren en ze hen willen beschermen. Daarom moeten we kinderen super serieus nemen áls ze uit zichzelf iets vertellen.’

Vernieuwde meldcode

En niet door zomaar met de ouders gaan praten zonder dit te hebben besproken met het kind. Dekker: ‘We horen namelijk soms dat leraren of volwassenen na een disclosure met de ouders gaan praten en dat daarna het geweld en de onveiligheid alleen maar toenemen. Beter is het eerst advies in te winnen bij Veilig Thuis. Daarom ben ik ook zo blij dat in de vernieuwde meldcode staat dat het een professionele norm is om eerst advies in te winnen bij Veilig Thuis als een kind uit zichzelf vertelt over misbruik of mishandeling.’

Realisatie

Het kan ook zijn dat kinderen zich langzaam realiseren dat het niet normaal en niet oké is wat ze thuis meemaken. Bijvoorbeeld als ze bij vriendjes gaan spelen en zien dat het niet normaal is dat je constant op je hoede moet zijn. Voorlichting over kindermishandeling, kinderrechten en seksueel misbruik kunnen kinderen helpen om zich te realiseren wat wel en niet mag. Zoals bijvoorbeeld de “onderbroekregel”: mensen mogen niet aan delen van je lichaam zitten waar normaal ondergoed zit. ‘Als het besef langzaam komt dat de eigen situatie niet normaal is, kan een kind de tijd nodig hebben om zich daartoe te verhouden en dat emotioneel te verwerken’, vertelt Dekker.

Vertrouwen

Wat ook niet helpt, is als kinderen door mishandeling het vertrouwen in volwassenen zijn verloren. ‘Dat is te begrijpen’, weet Dekker. ‘Want kindermishandeling is een aantasting van je veiligheid door de mensen bij wie je je het veiligst zou moeten voelen: je ouders en nabije familie. Maar als je niemand vertrouwt, aan wie vertel je dan wat er thuis gebeurt? Slachtoffers geven aan dat ze vaak niet wisten dat ze over thuis mochten praten en aan wie ze dat dan konden vertellen.’

Testen

‘Hierbij helpt het om als volwassenen rondom kinderen altijd te laten weten: bij ons of bij mij kan je terecht met wat dan ook. Ook al vertelt een kind niks, vertellen ze een half verhaal of een totaal ander verhaal – het zijn allemaal manieren voor kinderen om te testen of ze iemand kunnen vertrouwen. Het beste is als we bijvoorbeeld op scholen een milieu kunnen scheppen waarin heel duidelijk is dat mishandeling en misbruik bestaan, maar niet normaal zijn en dat je daarover mag praten op deze plek. Dat is meer dan een meldcultuur.’

Niet herkend

Vertrouwen kan ook geschonden worden als een kind tekenen denk te geven, die niet herkend worden. ‘Dat is geen aanklacht tegen leraren en professionals,’ benadrukt Dekker. ‘Slachtoffers vinden het soms moeilijk om de juiste woorden ervoor te vinden. Een meisje vertelde me dat ze bijvoorbeeld altijd lang bleef na school. Voor haar was dat een duidelijk teken: ik wil niet naar huis omdat het niet prettig is. Een leraar kan denken: zij vind het leuk hier.’

Reageren

Reageren op een disclosure is best ingewikkeld. ‘Het is voor veel mensen, ook voor professionals, een ingewikkeld onderwerp. Als “ontvanger” moet je balanceren tussen je eigen emoties en de emoties van het kind. Het meest helpend is om oordeelloos en empathisch te reageren, en zowel verbaal als non-verbaal uit te stralen: ik luister.’

Bang

Kinderen kunnen natuurlijk ook bang zijn voor de consequenties die hun verhaal heeft. Veel plegers maken slachtoffers bang door hen te bedreigen of een schuldgevoel te geven. Dat zijn belemmerende factoren. Maar ook de angst: wat gaat de juf, meester, professionals, wereld er wel niet van denken als ze dit weten, werkt belemmerend.

Uit huis plaatsing

Ook voor mensen om het gezin heen, en het gezin zelf, heeft het inschakelen van Veilig Thuis een imagoprobleem, weet Dekker. Alsof er als je belt voor advies gelijk met gillende sirenes naar het gezin gereden wordt om het kind uit huis te halen. ‘75 procent van de Veilig Thuis meldingen gaan na een beoordeling gelijk naar het wijkteam. De rest wordt onderzocht door Veilig Thuis en daarvan gaat een minderheid naar de Raad voor de Kinderbescherming, waarna nog weer een kleiner deel uit huis geplaatst wordt. Advies inwinnen bij Veilig Thuis is juist heel verstandig. Er werken echt deskundigen die goed advies geven en op samenwerking uit zijn om geweld in een gezin te stoppen.’

Onderzoek

Over hoe het proces van disclosure er precies uitziet is nog bedroevend weinig bekend, vindt Dekker. Wat erover bekend is, bundelde Augeo Fundation onder ander in de publicatie ‘Praten over wat je thuis meemaakt’. Cees Hoefnagels doet momenteel onderzoek naar hoe kinderen reageren op uitnodigingen om te vertellen over misbruik en hoe docenten hen kunnen helpen. Ook de ‘Britse Augeo’, NSPCC, onderzocht belemmerende en bevorderende facturen voor disclosure in ‘Let children know your listening’. Dekker: ‘De Britten vatten het samen in de termen: open up, slow down, reflect. Stel je dus open voor wat er komt, neem en geef de tijd voor het verhaal van een kind en laat blijken dat je hebt gehoord wat het zegt.’