Op de middelbare school had ik een gruwelijke hekel aan sporten. Ik was dat meisje dat elke week ongesteld was en liever roddelde achterin het honkbalveld dan de bal ving. Ik weet nog dat we een keer twee kilometer moesten hardlopen. Ze hebben me zowat dat veld over moeten schoppen.
Mijn ouders vonden het niet zo erg. Ik moest zes kilometer naar school fietsen, ’s middags weer terug en op zaterdag acht naar de manege. Let wel: ik was niet echt een paardenmeisje. Net als nu wilde ik me niet volledig conformeren aan de subcultuur waar ik me in bevond, maar ik woonde op het platte land en dan moet je in ieder geval wel kunnen paardrijden.
Toen ik ging studeren leek het me een goed idee om 1) bij een vereniging te gaan en 2) niet 100 kilo te worden. De combinatie van twee stuurde mij naar de studentenroeivereniging waar ik ook gelijk heel fanatiek in een ‘TopC4’-bootje kwam en vier keer per week ging sporten. Waardoor de roeiwereld je ziet als halve roeier, maar normale mensen vinden dat je vrij fanatiek sport. We waren niet perse de top (alhoewel we twaalfde werden van de 400 eerstejaars varende badkuipjes die de C4-boot is), maar het was wel een omslag in de relatie die ik met mijn lijf heb. Het jaar erop ben ik in een snellere (in roei-jargon ‘gladde’) boot gestapt, met acht riemen en vier andere meisjes. Vijf tot zes keer per week. Sindsdien ben ik een sporter.
Maar ja, als je stopt met studeren, komt meestal ook een einde aan het studentenroeien. We hebben het nog een jaartje geprobeerd op een ‘burgervereniging’, maar echt hard zijn we niet meer gegaan. Het kwam vooral omdat roeien in het licht moet, je weet wel, wanneer burgers, die wij een voor een werden, op kantoor zitten.
Maar dan is het kwaad al geschied. Je ben een sporter, dus je moet op zoek naar een bepaalde vorm van lichaamsmarteling. Bij voorkeur een sport die je elk op moment van de dag kunt uitvoeren. Dicht bij huis, weinig apparaten voor nodig, voor alle niveaus. Lekker… makkelijk? Weet je al wat ik bedoel? Hoor je het al zachtjes fluisteren, ergens in je achterhoofd? hardlopen…
Jep. Ik ben gevallen voor de sport die ik vroeger zo verachte. Was het niet omdat het pijn deed en er vernederend uitzag, dan wel omdat het zo onintelligent en simpel is. Rennen. Wat valt daar nou voor eer aan te behalen? Goede tactiek? Mooi samenspel met de ploeggenoten? Veel variatie? Niks van dat al. Alleen maar rechtuit, rondjes lopen, die high ervaren en morgen weer willen.
En als je eenmaal gevallen bent voor het hardlopen is het een kleine stap naar het afvoerputjeder sporters: fitness. Is het te donker, te koud, te regenachtig? Mis je je coach en team, maar is het om bovengenoemde redenen uitgesloten die weer te vinden? Snak je naar de slavendrijver die je afbeult? Heb je behoefte aan gedeeld leed, vrouwen die naast je staan ten tijde van het grote afzien dat sport heet? Zoek niet langer: ga op groepsles in de sportschool.
De schaamte voorbij om te zweten in het bijzijn van andere mensen stond ik daar tussen pakweg twintig meisjes zoals ik mee te springen, pushen, tillen, zwaaien op de opzwepende beats van the-best-dance-tunes-2015. De les met de poëtische naam ‘fat attack’.
Daar stond ik dan, tussen de meisjes met strakke lijven in tanktop ‘kick and touch’ te doen. De meisjes om me heen, jongen bepalen hun eigen tempo bij de apparaten, elders in de sportschool, wisten kennelijk was er kwam en jumpten al bij het voordoen van de juf mee. Constant buiten adem, met een knalrode kop en bij vlagen duizelig, liet ik me meevoeren door de commando’s van de juf: ‘Kom op, nog vier. Nu mag je het gaan voelen! Hier bouwen we aan die triceps!’ Op dat ene moment dat ze heel even stil was en ik net genoeg adem had om na te denken schoot door mijn hoofd: we lijken wel een stel manege paarden die allemaal achter elkaar aan immer hetzelfde rondje door de bak lopen. En zo was ik, na al mijn omzwervingen in sportland, weer terug bij af.