Ik noem mezelf al maanden ‘journalist’. Maar het lukt me nog niet om het zonder lachen te zeggen of zonder aanhalingstekens op te schrijven. Dat is gek aangezien de benaming journalist technisch gezien klopt. Ik schrijf en publiceer stukjes. Dat doet een journalist ook, toch? Desondanks krijg ik bij het uitspreken van die titel nog steeds hetzelfde gevoel als vroeger tijdens het spijbelen: ‘Oeee!’ Gevolgd door een ‘hihihi’ *bloos*.
Dat gevoel wordt gevoed door een klein deel van mij dat me eraan blijft herinneren dat ik vorig jaar jammerlijk ben afgewezen voor de masteropleiding journalistiek. ‘Dat kun je nu wel stoer zeggen, maar je zit hier omdat je afgewezen bent als journalist en nu ambtenaar bent geworden die schrijft in een blaadje.’
Echter mijn werk bij de semi-overheid (want dat is het, als we dan toch gaan titel-miereneuken) heeft fijne bijkomende voordelen. Zo ontdekte ik een tijdje geleden het loopbaanbudget. Het loopbaanbudget is geld dat niet uitgekeerd wordt als loon, maar alleen tot je beschikking komt als je het besteed ter bevordering van de loopbaan. En dat kan nogal breed worden opgevat. Toen ik vroeg of ik ervan op een meditatieretraite mocht in Bali, was het antwoord ‘Ja, maar daar zit wel een hoog belastingtarief op.’
Liever dan op een meditatieretraite wilde ik het graag inzetten om een gemiste kans goed te maken. Ik kon namelijk een post-bachelor-cursus volgen aan de hogeschool van de journalistiek, de oudste journalistieke opleiding van Nederland. Yay! Enfin, ik dus elke donderdagavond luisteren naar Meneer van Houten. En schrijven. Elke les wel een lead of vijf. Inclusief een kop van 2×12 tekens.
Ik heb al heel veel geleerd op de cursus. Onder andere dat ik ongeschikt voor het beroep journalist. Tenminste voor dat van nieuwsjournalist. Mijn grootste makke namelijk is dat ik te weinig respect heb voor mensen. Of feiten for that matter… Daarbij ben ik een klein beetje sensatiedriftig.
Ik noemde het Academisch Medisch Ziekenhuis ‘geschokt’ bij het zien van de rekenvaardigheid van hun verplegers en artsen. Wat ze zouden moeten zijn! Maar dat stond niet in de informatie die ik had gekregen. Er stond dat het AMC een rekenencursus had ontworpen voor ’s lands medisch personeel na het verschijnen van een onderzoek dat aantoonde dat dat personeel niet kan rekenen.
Op een ander moment schreef ik dat ‘onderzoeken de rode draad van zijn leven’ is. Terwijl ik de knul in kwestie slechts vijf minuten had gesproken. Vijf minuten waarin hij vertelde dat hij facility management had gedaan, vastgoedfraude had onderzocht en nu een fraude-iets was bij een online winkel. De rest van de tijd was hij blijven hangen in veel opeenvolgende overpeinzende ‘eeeeeeh’s’.
Bij de derde casus vloog ik echt uit de bocht. De informatie die we kregen: ‘je bent correspondent in Leeuwarden. Er is een brand in een seniorenflat. De flat voldoet niet aan de veiligheidsvoorschriften en er zijn drie vrouwen overleden. De oudjes moesten over het balkon het gebouw verlaten, omdat de brand ook naar het trappenhuis was overgeslagen. Een man van negentig vertelde je: “Ik wilde eerst niet. Ik dacht dat is toch geen gezicht, een man van negentig zonder gebit of bril, in zijn pyjama over het balkon?”‘
Na het lezen van die quote denk ik gelijk: ‘die man wilde niet?!’ Heeft hij echt overwogen om te blijven waar hij was? Zonder gebit en bril, in een brandend gebouw. Hoe zag hij dat voor zich? Gewoon wachten tot hij zou stikken van de brand?
Dat zijn dus niet de vragen die je jezelf mag stellen van meneer van Houten. Niet als je een kort nieuwsberichtje schrijft. Je moet jezelf afvragen: wat is het nieuws? Wat is het nieuws dat je lezers van krant X móeten weten?
Ik was daarentegen volledige opgegaan in het achterliggende verhaal van die man. Was hij levensmoe of héel ijdel? Vond hij zichzelf te oud om over het balkon te klimmen? Gevolgd door het grotere ethische vraagstuk; Op welke leeftijd is de dood minder erg dan zonder gebit of bril over een balkon klimmen om jezelf te redden?
Ik faalde de opdracht, want dat de kop had moeten zijn ”drie doden bij brand serviceflat’, vond ik ineens niet zo boeiend meer.